Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Brengt al de tienden [32]in het schathuis, opdat er spijze zij in Mijn huis; en [33]beproeft Mij nu daarin, zegt de HEERE der heirscharen, of Ik u [dan] niet [34]opendoen zal [35]de vensteren des hemels, en u [36]zegen [37]afgieten, [38]zodat er geen [schuren] genoeg wezen zullen. 32. Dat is, in mijne schatkamer, waar men bijeen bewaarde al hetgeen tot onderhoud van den godsdienst behoorde. Zie 1 Kron.26:20; Neh.10:38. 33. Te weten, of Ik u niet zal zegenen, als gij de tienden, en alles wat tot mijn godsdienst behoort, oprechtelijk levert. 34. Te weten, ter bekwamer tijd. De zin is: Dan zal Ik ulieden overvloedigen en tijdigen regen geven. 35. Of, sluizen; zie Gen.7.:11. 36. Zegen is hier te zeggen vruchtbaren en overvloedigen regen. 37. Hebr. ijdelen, of ijdel maken. De zin is: In zulk een overvloed, dat het zal schijnen dat Ik al mijne schatkamers ijdel of ledig maak. 38. Hebr. tot niets genoeg. De zin is: Ik zal ulieden zoveel vruchten en overvloed geven, dat gij ze niet allen zult kunnen inzamelen, noch schuren en vaten genoeg hebben om dezelve daarin te laten.